Wajangverhaal
Wajang: serie oude verhalen, voornamelijk ontleend aan de Indiase mythologie die nog steeds opgevoerd worden, onder andere als schimmenspel.
Mahabharata: epos over de grote strijd tussen de vijf Pendawa broers en hun neven, de honderd Kurawa’s
Krisna: belangrijke godheid in het Hindoeïsme. Hoofdpersoon in de Mahabharata waarbij Krisna in de broederstrijd voor de Pendawa’s kiest en Arjuno’s wagenmenner wordt.
Ramayana: het liefdesverhaal van Rama en Shinta die ontvoerd wordt door de boze reuzenkoning Rawana en gered wordt door de aap Hanoman
Batara, batari: god, godin
Batara Guru: Vishnu
Batara Kala: god van de tijd
Gatotkatja of Bima: een van de Pendawa broers die kan vliegen en magische kracht heeft.
Arjuno: de derde van de Pendawa broers. Knap en zeer aantrekkelijk voor vrouwen.
Yudisthira: oudste en wijze
Pendawa Petruk: lang dun en lekker met grote neus en nogal verkwistend. Een van de vijf enigszins mismaakte vijf clowns die zorgen voor een komische noot in de wajang
Togog: een clown met een gedrongen gestalte en een grote mond.
Semar: een wijze clown, vrij dik, vertegenwoordigt het volk
Srikandi: een van de vrouwen van Arjuno. Heel sterk, strijdbaar en behendig met pijl en boog.
Hoofdstuk 1
Nusamusbida: woordspeling: nusa = eiland en muspida = regionaal bestuur.
Puan: aanspreektitel voor vrouwen van adel
Mendut: populaire legende over het meisje Mendut, verliefd op Pronotjitro, de zoon van de rijke Njai Singobarong. Ze werd echter ook als tweede vrouw begeerd door de machtige vorst Wiroguno.
Heiho: Indonesiër in dienst van het Japanse leger
Kenpetai: Japanse militaire politie
Pantjasila: voorbereidende grondwet: geloof in één god, medemenselijkheid, één Indonesisch volk, democratie, sociale rechtvaardigheid
Kraton: paleis
Ken Dedes: koningin van Singosari, verliefd op haar tuinman Ken Arok. Deze vroeg de smid Empu Gandring een kris te smeden om de koning te doden.
(Ibu) Pertiwi: symbolische naam voor Indonesië
Mataram: Javaans vorstenrijk 16e, 17e eeuw
Dewi Sri: godin van de rijst
Jalan Kartini: Kartinistraat. Genoemd naar de beroemde regenten dochter Kartini (1879-1904) die streed voor vrouwenrechten en onderwijs voor meisjes
Hoofdstuk 2
Joyoboyo: oude Oost-Javaanse koning uit de 12e eeuw die de vrijheid voorspelde na de tijd die nodig was voor het rijpen van de mais
Sutan Syahrir: de eerste premier van het onafhankelijke Indonesië.
Indonesia Raya: Groot Indonesië, ook de naam van het volkslied
Melati: Indonesische jasmijn
Sirih: rood afgevende pruimtabak van betelbladeren
Hoofdstuk 3
Jawa Hokokai: volksmilitie o.l.v. v. Sukarno en onder supervisie van het Japans militair bewind. In 1944 opgericht om de Javanen te betrekken bij de Japanse oorlogsvoering. Sukarno en Hatta waren officieren binnen deze organisatie.
KNIP (Komite Nasional Indonesia Pusat): Centraal Nationaal Indonesisch Comité. Het voorlopige Indonesische parlement tijdens de revolutie. Sukarno controleerde wie lid werd.
De geallieerde olifant: de geallieerde troepen, voornamelijk Britse, waaronder veel soldaten afkomstig uit India, de Gurka. Zij probeerden te zorgen voor de veiligheid van de Europese en Euraziatische krijgsgevangenen.
NICA: Netherlands Indies Civil Admistration, opgericht om de van Japan bevrijde koloniale gebieden weer onder Nederlandse bewind te brengen.
TKR: volksleger
Lurah: dorpshoofd
RAPWI: Rehabilitation of Allied Prisoners of War and Internees
Pentjak silat: (Indonesische) vechtkunst
BULOG: distributieorganisatie voor voedsel, voornamelijk rijst
BAPPENAS: Nationaal planbureau
NEFIS: Netherlands Forces of Intelligence Services > Nederlandse inlichtingendiensten
Muso: een van de belangrijkste leiders tijdens de onafhankelijkheidsstrijd die als communist in 1948 in opstand kwam tegen de nationalistische leiders Sukarno en Hatta.
Tempe: gefermenteerde koek van grove sojabonen
Tahu: koek van fijngemalen gefermenteerde sojabonen
Kretek: kruidnagelsigaret
Trasi: garnalenpasta
Hoofdstuk 4
New Emerging Forces: landen die deelnamen aan de Azië-Afrika conferentie van 1955 in Bandung zoals India, Pakistan, China, Nigeria en gastland Indonesië.
To hell with your aid! slagzin waarmee Sukarno Amerikaanse economische hulp afwees.
Mandataris: gevolmachtigde
PKI: communistische partij van Indonesië
Aidit: leider van de PKI (1923-1965)
Adat: gewoonterecht, traditie
Oude orde: regeringsperiode van Sukarno
Nieuwe orde: regeringsperiode van Suharto
Mahaputra: hoge Indonesische onderscheiding
Universeel humanisme: kunststroming die uitgaat van artistieke vrijheid.
Socialistisch realisme: kunststroming binnen Lekra, de kunstvereniging gelieerd aan de PKI. Het onderwerp van de kunst is de sociale werkelijkheid van mens en maatschappij.
Hoofdstuk 5
G30S: de Beweging van 30 September: dag van de vermeende coup op 30 september 1965 tegen Sukarno.
Patjol: schop
Daendels: Gouveneur-Generaal begin 19e eeuw
Gerwani: vrouwenbeweging, gelieerd aan de communistische partij, de PKI
Kliwon: een dag van de Javaanse week van vijf dagen
Cultureel Manifest: Manifest waarin anticommunistische kunstenaars zich tegenover de kunstopvatting van Lekra opstelden.
Hoofdstuk 6
Lubang Buaya: Krokodillengrot, een locatie even buiten Jakarta. Hier werden op 30 September 1965 zes generaals vermoord.
De 30 september tragedie: verwijzing naar de dag waarop de coup plaatsvond volgens de Nieuwe Orde van Suharto
1 oktober beweging: de dag waarop Generaal Suharto die vermeende coup verijdelde.
Supersemar: 11 maart 1966: Toen dwong Suharto president Sukarno hem de opdracht te geven de orde te herstellen. Suharto noemde dit bevel Supersemar, een verwijzing naar de clown Semar.
Idul Fitri: Suikerfeest aan het eind van de vastenmaand.
Hoofdstuk 7
Sri Kentjana Wungu: volgens oude verhalen ongehuwde koningin van het Oost- en Midden-Javaanse rijk Madjapit omstreeks 1325
Karma: het geheel van iemands goede en slechte gedachten en daden.
Banowati: koningin uit de wajang. Getrouwd met Duryodana, vader van de Kurawa, maar hevig verliefd op Arjuno, één van de Pendawa’s.