Op straat in een klein stadje in Extremadura trekt een vrouw van rond de vijfentwintig de aandacht van de voorbijgangers vanwege haar flamboyante uiterlijk. Het is halverwege de ochtend en haar uitdossing is op zichzelf al opvallend; in het licht van de zon zou die zelfs onbetamelijk kunnen worden genoemd. Onverstoorbaar, zonder zich iets aan te trekken van de verwonderde blikken van de andere voetgangers, loopt de jonge vrouw door. Ze beweegt zich met grote zekerheid voort, alsof ze een oud en tot in detail uitgewerkt plan ten uitvoer brengt. Haar jurk, haar hoed en de andere kledingstukken en accessoires die ze draagt zijn identiek aan die van Marlene Dietrich in The Devil Is a Woman, in de scène waarin ze een hoge ambtenaar probeert te verleiden om haar en César Romero paspoorten te verstrekken. De bewegingen van de vrouw zijn niet alleen een evocatie, maar zelfs een exacte imitatie van die van de grote ster. In die kleine stad valt haar stijlvolle, anachronistische verschijning volstrekt uit de toon, als onwerkelijk en schandalig.