Op de ochtend van 25 september 1933 liep de Oostenrijkse natuurkundige Paul Ehrenfest het door Jan Waterink opgerichte Paedologisch Instituut voor kinderen met een aandoening in Amsterdam binnen, schoot zijn zestienjarige zoon Vassily door het hoofd en richtte het wapen vervolgens op zichzelf.
Paul was op slag dood, terwijl Vassily, die het syndroom van Down had, urenlang leed voordat hij dood werd verklaard door dezelfde artsen die voor hem hadden gezorgd sinds zijn aankomst bij het instituut, in januari van datzelfde jaar. Hij was naar Amsterdam gekomen omdat zijn vader had besloten dat de kliniek waar de jongen bijna een decennium had doorgebracht, gevestigd in Jena, in het hart van Duitsland, geen veilige plek meer voor hem was nu de nazi’s aan het bewind waren. Vassily – of liever Wassik, zoals bijna iedereen hem noemde – moest tijdens zijn korte leven verscheidene ernstige mentale en fysieke handicaps verduren; Albert Einstein, die van de vader van de jongen hield alsof ze broers waren en regelmatig bij Ehrenfest thuis in Leiden logeerde, gaf Wassik de bijnaam ‘patiënt kruiperik’, omdat hij zo’n moeite had met zich voortbewegen en soms zo’n hevige pijn in zijn knieën had dat hij niet kon staan. En toch, zelfs toen al raakte het kind zijn schijnbaar grenzeloze enthousiasme niet kwijt, terwijl hij zich voortsleepte over het tapijt, met zijn nutteloze benen achter zich aan, om zijn favoriete ‘oom’ bij de deur te begroeten.