De genodigden waren: een bevriend paar dat inmiddels een echtpaar was, en, met een academisch kwartiertje vertraging, een vriend uit Zwitserland die al enkele jaren in de stad woonde. Allen hadden ze een fles wijn als geschenk in de hand, ze stampten plichtsmatig hun schoenen af voor de deur en vroegen met zwijgende blik op de natte zolen of ze ze aan mochten houden. De gastvrouw knikte, voor de duur van de avond bepaalden generositeit en ongedwongenheid haar gedrag. Iedereen moest zich goed voelen. Haar partner had de jassen aangenomen en hing die op knaapjes in de garderobe. De gastvrouw liep voorop, blootsvoets, de eetkamer binnen.
Om van de eetkamer naar de keuken te gaan, moest je door een smalle doorgang zonder deur. De echtgenote, nu ook blootsvoets, trippelde de gastvrouw achterna, de echtgenoot stak verontschuldigend zijn armen in de lucht en hield zijn mocassins aan. Deel van de outfit, zei hij lachend. De schoenen maakten, net als alles aan zijn kleren, een gewild ironische en toch elegante indruk. Hij had een paar keer in zijn leven over mode nagedacht, maar een passie was het niet geworden.