Tegen de tijd dat ik het artikel over Lore Rivera voor het eerst las, was mijn moeder al een jaar of twaalf dood. Dood, maar niet weg. Ze was als mijn schaduw, donker en langgerekt in het juiste licht, onontkoombaar en ongrijpbaar.
Iedereen had van mijn moeder gehouden. Ze was juf van groep vijf en op een keer vertelde ze onze klas dat de geschiedenis geschreven werd door degenen die de macht bezitten en die willen behouden. ‘Dus, als je je studieboeken leest, vraag je dan altijd af wie het verhaal vertelt en wat zij erbij te winnen hebben als jij het gelooft.’ Mijn klasgenoten hadden op dat moment naar mij gekeken, vol ontzag voor mijn moeders subversieve manier van lesgeven, en ik had glimlachend teruggekeken, trots dat zij van mij was en ik van haar.
Elke vrijdagavond nestelden zij en ik ons op de bobbelige tweed-bank om samen naar Dateline te kijken. Af en toe raakten onze vingers elkaar, plukkend aan de warrige franje van onze favoriete blauwe deken, en dan giechelden we zachtjes, alsof we elkaar betrapten op iets privés. We wachtten tot Stone Phillips, met zijn sterke kaaklijn en ernstige ogen, de eindeloze manieren uit de doeken deed waarop mensen elkaar iets aan konden doen.