Studeren deed ze niet. Ze zou móéten studeren, dat was ze ook van plan, en daar kon ze elk moment mee beginnen. Maar eerst moest ze wachten tot de plaat was afgelopen – de nieuwe Talking Heads, met de zwaar op de bas leunende uitvoering van ‘Take Me to the River’, waarvan ze maar geen genoeg kreeg – en langs alle zenders op de tv klikken, terwijl ze de dagelijkse dosis natriumguanylaat, geautolyseerd gistextract en geklaard kippenvet van haar Top Ramen binnenkreeg, zo ongeveer het enige wat ze de laatste tijd at. Het was goedkoop en snel klaar, en dat was het enige wat telde.
Niet dat ze er gelukkig mee was – ze wist dat ze beter moest eten, maar ze had al weken niets gekookt wat ook maar een beetje gezond was, en die ene keer was het pasta geweest, met rode saus uit een potje, vergezeld van een beetje ijsbergsla en een paar augurken. Waren augurken gezond? Ze voorkwamen scheurbuik, had ze ergens gelezen. Columbus nam ze om die reden mee aan boord van de Niña, de Pinta en de Santa Maria, maar goed, ze zat niet op een schip op zee maar in haar studentenflatje, en tijd was een probleem. En wilskracht. Werk, studeren, werk, studeren – het was alsof ze verwoed peddelde op een hometrainer, maar nergens heen ging.